Deze paragraaf laat zien hoe solide onze begroting is en in hoeverre we financiële tegenvallers kunnen opvangen. Het gaat om de relatie tussen de (financiële) weerstandscapaciteit en alle risico’s die de gemeente loopt die niet zijn afgedekt door reserves, voorzieningen en verzekeringen. Door het vormen van een weerstandsvermogen hoeven we bij een financiële tegenvaller in de begrotingsuitvoering niet direct tot een bezuiniging over te gaan. Het weerstandsvermogen is op dit moment voldoende om de risico’s af te dekken.
Conclusie weerstandsvermogen
De beschikbare weerstandscapaciteit is per 1 januari 2017 € 17,1 miljoen. Dit bestaat uit de algemene reserve van € 12,1 miljoen (exclusief het bodembedrag van € 3 miljoen) en de bestemmingsreserves van € 5 miljoen. Het totaal van de bestemmingsreserves is € 9,9 miljoen. Voor de weerstandscapaciteit halen we hier de reserve sociaal domein € 3,1 miljoen en de algemene reserve grondexploitatie € 1,8 miljoen vanaf.
De benodigde weerstandscapaciteit is € 1,991 miljoen, zie het overzicht op de volgende pagina’s. Het weerstandsvermogen is voldoende om de risico’s af te dekken. Naast de beschikbare weerstandscapaciteit van € 17,1 miljoen is er nog de algemene buffer van € 3 miljoen als onderdeel van de algemene reserve. Deze beide gecombineerd maakt dat in relatie tot de omvang van de activiteiten er voldoende buffer aanwezig is voor het opvangen van de risico’s.
Risico’s die zich regelmatig voordoen en die vrij goed meetbaar zijn maken geen onderdeel uit van de risico’s binnen het weerstandsvermogen. Hiervoor zijn verzekeringen afgesloten of reserves en voorzieningen gevormd. Met de risico’s rondom grondexploitatie, open einde regelingen, verbonden partijen en decentralisaties gaan we op de volgende manier om:
Grondexploitatie
Hiervoor is de reserve grondexploitatie ingesteld. Deze reserve is bestemd voor het opvangen van verliezen, bijvoorbeeld van niet kostendekkende complexen, planschadeclaims en verlaging van verkoopprijzen. We beoordelen ieder jaar opnieuw of de reserve toereikend is.
Open einde regelingen
De belangrijkste open einde regelingen zijn de regelingen Sociaal Domein en WWB. De risico’s binnen het Sociaal Domein (Wmo, jeugd en participatie) zijn gedekt door de reserve Sociaal Domein. Onder de tabel met risico’s staat een aparte toelichting hierover. Het risico in het kader van de WWB nemen we mee in de bepaling van de weerstandscapaciteit (risico nr. 2).
Verbonden partijen
Jaarlijks beoordelen we de jaarrekening, begrotingen en tussentijdse rapportages van de verbonden partijen en leggen die aan de raad voor. We nemen deel aan aandeelhoudersvergaderingen en bij de meeste verbonden partijen ook aan tussentijdse overleggen. Net als voor de grondexploitatie geldt dat er geen extra financiële buffer noodzakelijk is, omdat er geen risico’s zijn die een gevaar vormen voor de financiële positie. Als dit wel het geval is, nemen we dat risico mee in deze paragraaf. Dat beoordelen we ieder jaar opnieuw.
Algemene beleidslijn
Om het weerstandsvermogen te kunnen beoordelen zetten we de beschikbare weerstandscapaciteit af tegen de benodigde weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit is een optelsom van middelen die beschikbaar zijn om de gevolgen van risico’s die niet begroot zijn te dekken.
Benodigde weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit stellen we vast aan de hand van een risico-inventarisatie. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet. Daarnaast zijn de financiële gevolgen van deze risico’s zoveel mogelijk weergegeven.
Beschikbare weerstandscapaciteit
De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en de mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken. Het gaat dan vooral om de reservecapaciteit (algemene- en bestemmingsreserves), de onbenutte begrotingscapaciteit, de onbenutte investeringscapaciteit en de stille reserves. We willen een beschikbare weerstandscapaciteit met minimaal de omvang van de benodigde weerstandscapaciteit.
Risicobeheersing
Risicobeheersing is de wijze waarop en de processen en systemen waarmee de gemeente de risico’s beheerst. Om de in de programma- en productbegroting geformuleerde doelstellingen te realiseren binnen de gestelde voorwaarden (o.a. tijd en middelen) heeft onze organisatie tal van beheersmaatregelen getroffen. Er is een grote verscheidenheid aan beheersmaatregelen die we als volgt indelen:
- juridische beheersmaatregelen (inkoopvoorwaarden, contractbepalingen, leveringsvoorwaarden, juridische kwaliteitszorg)
- financiële beheersmaatregelen (financial control, verzekeringen, bankgaranties, treasurystatuut)
- organisatorische beheersmaatregelen (AO/IC, procedures, “4-ogen-principe”, audits)
- materiële en informatiebeveiliging beheersmaatregelen (gemeentelijk informatiebeveiligingsplan)
Twee keer per jaar, als onderdeel van de P&C-cyclus, actualiseren we het overzicht met de belangrijkste risico’s op basis van dossieronderzoek en interviews met management en medewerkers. Na identificatie van het risico brengen we de oorzaak en het gevolg van het risico in beeld. Ieder risico wordt gekwantificeerd, waarbij we een inschatting maken van de kans dat het risico zich voordoet en het financiële gevolg. Dit resulteert in het risicoprofiel voor onze gemeente. Vervolgens inventariseren we voor elk risico de getroffen beheersmaatregelen.
Bij de kwantificeerbare risico's staat een opsomming van de risico’s. Deze risico’s hebben betrekking op: financiën, juridische zaken, veiligheid, organisatorische zaken, politiek/bestuurlijk, uitvoering, personeel, maatschappelijke zaken, natuur, economie, technologie. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet en de financiële gevolgen per risico. Bij deze inschattingen is gebruik gemaakt van onderstaande tabel.
Categorie | Kans op voorkomen risico | Kwantitatief | Financieel gevolg risico |
1 | < of 1 keer per 10 jaar | 10% | Geen geld gevolgen |
2 | 1 keer per 5-10 jaren | 30% | < € 25.000 |
3 | 1 keer per 2-5 jaren | 50% | > € 25.000 - € 100.000< |
4 | 1 keer per 1-2 jaren | 70% | > € 100.000 - € 500.000< |
5 | 1 keer per jaar of meerdere keren per jaar | 90% | > € 500.000 |
Kwantificeerbare risico's
Nr. | Risico en Beheersingsmaatregel | Kans voorkomen | Financieel gevolg | Benodigde weerstands-capaciteit |
1. | Risico: Afrekening achteraf re-integratie en inburgering Beheersingsmaatregel: We vragen leveranciers hun facturen vroegtijdig bij ons aan te leveren. | 4 | 3 | 44.000 |
Toelichting risico: Nota’s die achteraf (in 2017) worden ontvangen kunnen we niet altijd tijdig meenemen in de afhandeling van het Werkdeel van het Participatiebudget. | ||||
2a. | Risico: Vangnet-uitkering wordt niet toegekend Beheersingsmaatregel: Rechtmatig uitvoeren van regelingen. Beleid en uitvoering op orde hebben. Adequaat handhavings- en sanctiebeleid. | 4 | 4 | 134.400 |
Toelichting risico: Het rijksbudget voor het betalen van uitkeringen is (al vanaf 2009) ontoereikend. Als er sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt dan vragen we een Vangnet Uitkering aan. Hiervoor gelden statistische arbeidsmarktcriteria. Ook wordt dan beoordeeld of Ooststellingwerf een aantal regelingen rechtmatig uitvoert. Beleid en uitvoering moeten op orde zijn, en het gemeentelijk handhavings- en sanctiebeleid wordt in de beoordeling betrokken. Onder de IAU was de drempel 10% van het WWB I-deel. Onder de Vangnetuitkering moet 5% uit eigen middelen worden betaald, tussen 5% en 10% worden de kosten gedeeld (Rijk en gemeente), boven de 10% wordt vergoed door het Rijk, mits er aan alle voorwaarden is voldaan. Het risico is dat we niet voldoen aan de voorwaarden waardoor we geen vangnet uitkering ontvangen. | ||||
2b. | Risico: Afwijking op WWB I-deel budgetten waardoor beroep op algemene middelen onvermijdelijk is | 2 | 4 | 44.700 |
Toelichting risico: Het tekort moeten we tot 7,5% van het WWB I-deel budget betalen uit eigen middelen. Dit komt op een maximaal risico van € 576.000 (met € 427.000 is al rekening gehouden in de begroting). | ||||
3. | Risico: Bijstelling algemene uitkering Gemeentefonds (AU) Beheersingsmaatregel: Drie keer per jaar verschijnt er een circulaire. Deze worden beoordeeld en doorgerekend. | 5 | 4 | 270.000 |
Toelichting risico: Als na afloop van een jaar blijkt dat de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven lager zijn dan gepland, wordt de algemene uitkering naar beneden aangepast, dit is de zogenaamde “trap op, trap af systematiek”. Dit vertaalt zich in een aanpassing van het accres. | ||||
4. | Risico: Terugbetaling verstrekte geldleningen Beheersingsmaatregel: Bij eventuele achterstanden in aflossingen ondernemen we gelijk actie. | 1 | 3 | 6.000 |
Toelichting risico: Aan instellingen op het terrein van volkshuisvesting, veiligheid, sport en dorpshuizen zijn leningen verstrekt. Het is niet in alle gevallen duidelijk of er voldoende opstallen, installaties e.d. aanwezig zijn, om in het geval van het uitblijven van betaling, de restantschuld te voldoen. | ||||
5. | Risico: Garanties woningbouwcorporaties Beheersingsmaatregel: Het door het Waarborgfonds verstrekte overzicht wordt beoordeeld en daarnaast wordt bij een individuele aanvraag de situatie beoordeeld. | 1 | 5 | 50.000 |
Toelichting risico: Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw heeft de bestaande directe risico’s op geldleningen overgenomen. De gemeente kan op basis van de ‘achtervangregeling’ nog worden aangesproken | ||||
6. | Risico: Nationale Hypotheek Garantie Beheersingsmaatregel: Het jaarlijks verstrekte overzicht van de hypotheekgaranties wordt beoordeeld. | 1 | 4 | 19.000 |
Toelichting risico: Met ingang van 2011 heeft het Rijk de achtervang voor alle nieuwe hypotheekgaranties op zich genomen. De gemeente blijft wel garant staan voor de vóór 1 januari 2011 verleende garanties. | ||||
7. | Risico: Overige garanties Beheersingsmaatregel: Het overzicht garanties wordt beoordeeld. | 1 | 5 | 50.000 |
Toelichting risico: Er zijn garanties verleend aan instellingen op het terrein van gezondheid, volkshuisvesting en onderwijs. | ||||
8. | Risico: Leegstand in standalone schoolgebouwen en M.F.A.’s | 5 | 4 | 90.000 |
Toelichting risico: Bij (gedeeltelijke) leegstand lopen de exploitatiekosten van het gebouw door terwijl de inkomsten wegvallen. De exploitatie van de M.F.A.’s komt daar mee onder druk te staan. | ||||
9. | Risico: Diverse gerechtelijke procedures | 4 | 5 | 1.282.500 |
Toelichting risico: Op basis van de huidige stand van zaken van lopende procedures en/of te verwachten claims/procedures is een inschatting gemaakt. | ||||
10. | Risico: Veiligheidsmaatregelen politieke ambtsdragers | - | - | PM |
Toelichting risico: In rechtspositionele besluiten is uitdrukkelijk bepaald dat het betreffende bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de bekostiging van voorzieningen voor de politieke ambtsdrager. Dit zijn werkgeverskosten volgens het “Stelsel bewaken en beveiligen”. In deze lijn past dat beveiliging op het werk maar ook daarbuiten, voor zover die een werkgeverszorg is, voor rekening komt van de gemeente en ook door de gemeente geregeld wordt. | ||||
Totaal | 1.990.600 |
Het actualiseren van deze paragraaf leidt niet tot bijstelling van de benodigde weerstandscapaciteit. De uitkomsten zijn gelijk aan de weerstandscapaciteit van de jaarstukken.
Sociaal Domein
Uit de mei circulaire blijkt dat de budgetten die we van het Rijk ontvangen voor het Sociaal Domein de komende jaren ten opzichte van 2016 stapsgewijs teruglopen naar € 13,9 miljoen in 2021.
Sociaal Domein | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
Mei circulaire 2016 | |||||
AWBZ naar WMO | 4.216 | 4.138 | 4.089 | 4.065 | 4.036 |
Jeugdzorg | 5.825 | 5.913 | 5.918 | 5.932 | 5.964 |
Participatiewet | 4.712 | 4.394 | 4.163 | 3.974 | 3.888 |
Totaal | 14.753 | 14.445 | 14.170 | 13.971 | 13.888 |
De daling van het budget zit vooral in de AWBZ en Participatiewet. Voor de AWBZ geldt dat, vasthoudend aan het uitgangspunt dat de te leveren zorg op peil blijft, de komende jaren de kosten verder naar beneden moeten om budgettair neutraal te kunnen blijven. Ten aanzien van de participatiewet, geldt dat er sprake dient te zijn van afbouw binnen de WSW. Aangezien we slechts het jaar 2015 als referentiejaar hebben en we nog middenin 2016 zitten, is het lastig een inschatting te maken van de te verwachten kosten Sociaal Domein voor 2017 en verder. Net als in voorgaande jaren zijn de budgetten voor jeugd en AWBZ budgettair neutraal opgenomen in de begroting 2017.
AWBZ
Een aanvrager van een voorziening, hulp in de huishouding of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de WMO een bijdrage verschuldigd. De wetgever heeft bepaald dat de berekening, oplegging en incasso van deze eigen bijdrage wordt uitgevoerd door het CAK. De informatie van het CAK (om privacy redenen beperkt) is ontoereikend om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen op grond van de WMO geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dit betekent dat de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen krijgen.
Huishoudelijke hulp
Op dit moment zetten we huishoudelijke hulp in, middels dienstverlening aan huis. Omtrent deze manier van uitvoering is discussie. Maar vooralsnog is het een wettelijke constructie die naar volle tevredenheid is voor de klant en de uitvoerder.
Jeugdzorg
In 2015 hebben we middels voorschotten aan SDF de provinciale inkoop jeugd betaald. De afrekening over 2015 moet nog plaatsvinden. Per 2016 factureren de instellingen zelf de door hen geleverde zorg. De wijze waarop en de tijdigheid waarmee de instellingen dit doen laat nog te wensen over. Hierdoor is niet goed inzichtelijk wat we nog wel/niet kunnen verwachten qua betalingen. Hierdoor bestaat het risico dat we misschien niet uitkomen met het budget, omdat de cijfers (op basis waarvan we een vergelijking zouden kunnen maken) nog niet helder genoeg zijn. We weten dus ook niet in hoeverre de begroting voor 2017 realistisch is. Deze hebben we conform 2016 budgettair neutraal opgenomen.
Participatiewet
Met de Participatiewet is de instroom in de Sociale Werkvoorziening (SW) gestopt. De gemeenten kiezen ervoor om de Participatiewet niet gezamenlijk uit te voeren via de uitvoeringsorganisatie voor de sociale werkvoorziening (Caparis). Dit noodzaakt tot een herstructurering en verantwoorde versnelling in de afbouw van Caparis. De werkgroep ‘Herstructurering’ heeft een rapport opgesteld met conclusies en aanbevelingen voor de directie van Caparis. Zij stellen op basis van dit rapport een herstructureringsplan op. Daarna kunnen we de financiële gevolgen van dit plan in beeld brengen.
Ook worden we geconfronteerd met oplopende kosten als gevolg van het jaarlijks oplopend verschil tussen de rijksbijdrage en de werkelijke SW- loonkosten, het zgn. subsidie-tekort van Caparis. Dit tekort (inclusief jaarlijkse eigen middelen voor re-integratie activiteiten van € 550.000) loopt op van € 0,3 miljoen in 2017 naar € 0,7 miljoen in 2019 en is meegenomen in de begroting. Vanaf 2017 verandert het Rijk de verdeling van het ongedeeld participatiebudget. Vanaf dat moment worden de middelen voor het aantal WSW’ers opgenomen in het budget van de gemeente waar men werkt en is het aantal SW-werkplekken bij een gemeente niet meer leidend. Dit leidt tot een ander verloop van het aantal WSW’ers. Een berekening hiervan is op dit moment nog niet te maken.
Financiële kengetallen en geprognosticeerde balans
Kengetallen drukken de verhouding uit tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans en kunnen ons helpen bij de beoordeling van de financiële positie van onze gemeente. Deze kengetallen geven informatie over hoeveel (financiële) ruimte onze gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken of opvangen. Ze geven dus inzicht in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid. Ook geeft het mogelijkheden om onze gemeente te vergelijken met andere gemeenten. Door de wijziging in het BBV komt dit jaar voor het eerst een geprognosticeerde balans bij. De in deze paragraaf opgenomen kengetallen komen voort uit deze balans.
Kengetallen | Rekening | Begroting | Begroting |
Netto schuldquote | 40% | 52% | 48% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 30% | 42% | 37% |
Solvabiliteitsratio | 39% | 35% | 28% |
Structurele exploitatieruimte | 1% | 1% | -1% |
Grondexploitatie | 4% | 10% | 6% |
Belastingcapaciteit | 94% | 93% | 93% |
EMU saldo (bedrag x € 1.000) | -364 | -9.114 | -1.689 |
Conclusie kengetallen:
Beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie
Het is niet mogelijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten we altijd in samenhang bekijken. Ze geven alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld van de financiële positie van onze gemeente. Op basis van de kengetallen concluderen we dat de financiële positie van onze gemeente goed is. Het jaren geleden ingezette financiële beleid heeft ertoe geleid dat de financiële positie is versterkt.
Netto schuldquote en Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
De netto schuldquote is de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen en afgezet tegen de totale baten. Om inzicht te geven in hoeverre sprake is van doorlenen geven we de netto schuldquote zowel in als exclusief doorgeleende gelden weer. Zo brengen we duidelijk in beeld wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
De netto schuldquote neemt af. Het verder afbouwen van de leningenportefeuille zetten we voort in de komende jaren, dit gebeurt o.a. door het zo veel mogelijk volledig benutten van de kasgeldlimiet. Hierdoor stijgt wel de kortlopende schuld.
Solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. De solvabiliteitsratio is het eigen vermogen (reserves) als percentage van het balanstotaal. Over het algemeen dient de solvabiliteit minimaal tussen de 25% en 40% te liggen. De solvabiliteitsratio neemt af door de inzet van de reserves.
Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is, door te kijken naar de structurele baten en lasten en deze te vergelijken met de totale baten.
Grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale (geraamde) baten (exclusief mutaties reserves). De grondexploitatie kan een behoorlijke invloed hebben op de financiële positie van een gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond is belangrijk, deze moeten we weer terugverdienen bij de verkoop. Ieder jaar beoordelen we of de gronden tegen een actuele waarde op de balans staan. Het kengetal neemt af. Dit komt o.a. door het overbrengen van een aantal investeringen naar de materiële vaste activa.
Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht in hoeverre we een financiële tegenvaller in het volgende begrotingsjaar kunnen opvangen en of er ruimte is voor nieuw beleid. De gemiddelde woonlasten (OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing) voor een gezin worden afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Na de algemene uitkering gemeentefonds zijn de belastinginkomsten de belangrijkste inkomsten voor een gemeente. Het Coelo publiceert jaarlijks de Atlas van de lokale lasten. Deze publicatie is de basis voor de berekening van dit kengetal. De woonlasten in onze gemeente zijn lager dan het landelijk gemiddelde.
EMU-saldo
Tussen het Rijk en de decentrale overheden zijn afspraken gemaakt voor de beheersing van het EMU-saldo. Het tekort voor de totale sector overheid mag niet hoger uitkomen dan 3% van het bruto binnenlands product. De EMU-systematiek werkt op een andere manier dan het baten-lastenstelsel dat de decentrale overheden hanteren. Bijvoorbeeld investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves tellen wel door in het EMU-saldo, maar hebben geen gevolg voor de uitkomst in het baten-lastenstelsel. Dus bij een sluitende begroting kan het EMU-saldo negatief zijn.
Geprognosticeerde balans
Dit jaar maakt de geprognosticeerde balans voor het eerst onderdeel uit van de begroting. Het biedt inzicht op hoofdlijnen van de effecten van de verwachte financiële ontwikkeling van de gemeente voor de komende jaren. De balans is opgesteld op basis van bestaand beleid.
Bedragen X € 1.000 | ||||
Activa | 31 dec 2015 | 31 dec 2016 | 31 dec 2017 | 31 dec 2018 |
Vaste Activa | ||||
Materiele Vaste activa | 61.392 | 62.451 | 61.200 | 59.535 |
Financiele vaste activa | 10.059 | 9.766 | 9.594 | 9.405 |
Totaal Vaste activa | 71.451 | 72.218 | 70.793 | 68.940 |
Vlottende activa | ||||
Voorraden | 3.151 | 3.146 | 2.495 | 1.818 |
Vordering | 6.156 | 6.016 | 5.735 | 5.907 |
Liquide middelen | 253 | - | - | - |
Overlopende activa | 590 | 1.457 | 1.342 | 1.422 |
Totaal Vlottende activa | 10.150 | 10.619 | 9.572 | 9.147 |
Totaal Activa | 81.601 | 82.836 | 80.365 | 78.088 |
Passiva | 31 dec 2015 | 31 dec 2016 | 31 dec 2017 | 31 dec 2018 |
Vaste passiva | ||||
Eigen vermogen | 31.631 | 23.276 | 21.883 | 20.819 |
Voorzieningen | 11.050 | 10.291 | 9.996 | 9.773 |
Vaste schulden met een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer | 33.552 | 31.893 | 30.031 | 28.968 |
Totaal Vaste passiva | 76.233 | 65.460 | 61.910 | 59.560 |
Vlottende passiva | ||||
Vaste schulden met een rentetypische looptijd tot 1 jaar of korter | 3.985 | 3.366 | 3.229 | 3.288 |
Overlopende passiva | 1.382 | 8.515 | 7.781 | 7.592 |
Liquide middelen | 5.495 | 7.445 | 7.648 | |
Totaal Vlottende passiva | 5.367 | 17.376 | 18.455 | 18.528 |
Totaal Passiva | 81.601 | 82.836 | 80.365 | 78.088 |
EMU SALDO | - 9.114 | - 1.689 | - 1.287 |