Financiële positie

Voor het beoordelen van de financiële positie is het van belang inzicht te hebben in het gemeentelijke financiële beleid, de mogelijke (financiële) risico’s en het (eigen) vermogen van de gemeente. Gekeken wordt naar het begrotingsperspectief, het weerstandsvermogen, de belastingcapaciteit, de grondexploitatie en de reserves en voorzieningen.

De punten, voor het beoordelen van de financiële positie, zijn nader toegelicht in de volgende zeven onderdelen:

  1. de budgettaire positie in 2017 tot en met 2020:
  2. het weerstandsvermogen;
  3. vernieuwing BBV
  4. de beheersplannen;
  5. de grondexploitatie;
  6. de belastingcapaciteit;
  7. de reserves en voorzieningen

Financiële positie voor de komende begrotingsperiode samengevat

  • Het positieve begrotingsperspectief geeft ons geen aanleiding om te komen met nadere dekkingsvoorstellen.
  • De benodigde weerstandscapaciteit bedraagt € 1,991 miljoen. Het beschikbare weerstandsvermogen (algemene reserve en bestemmingsreserves) is voldoende om risico’s af te dekken.
  • Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is ingrijpend gewijzigd per 1 januari 2016. In kort houdt de vernieuwing in: 1) er zijn 39 verplichte beleidsindicatoren opgenomen; 2) taakvelden zijn in de plaats gekomen van producten; 3) de systematiek van activeren en afschrijven wordt gelijk getrokken voor alle investeringen; 4) nog niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG) vallen nu onder materiële vaste activa; 5)alle overhead wordt voortaan apart geregistreerd in een afzonderlijk taakveld.
  • Met ingang van het begrotingsjaar 2016 schrijft het Rijk een vijftal financiële kengetallen voor, die verplicht zijn opgenomen in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en Risicobeheersing’. Op basis van deze kengetallen kunnen we concluderen dat de financiële positie van onze gemeente goed is te noemen. Het jaren geleden ingezette financiële beleid heeft ertoe geleid dat de financiële positie is versterkt.
  • Het niveau van het onderhoud kapitaalgoederen is gebaseerd op actuele onderhoudsplannen en is afgestemd op het gewenste onderhoudsniveau. Om het MOP Wegen goed uit te voeren zetten we eenmalig € 1.000.000 in om in de periode 2017 tot en met 2020 te besteden (jaarlijks € 250.000).
  • In de Algemene reserve grondexploitatie is een bedrag opgenomen voor mogelijke risico’s. Om nu en in de toekomst verzekerd te zijn van een gezonde basis voor grondexploitatie, is het op peil houden van deze reserve van essentieel belang. Vanwege de redelijke economische vooruitzichten is het volgens het BBV noodzakelijk mogelijke risico’s van de grondexploitatie via een voorziening af te dekken. Daarom is een voorziening gevormd voor afwaardering van gronden grondexploitatie.
  • De belastingdruk neemt de komende jaren af. De opbrengst OZB wordt in 2017 niet trendmatige verhoogd. De komende jaren maken we € 950.000 vrij om de belastingtarieven van afval en riolering te verlagen. Belastingen verhogen we daar waar nodig trendmatig. Bij de bestemmingsheffingen, zoals de afvalstoffenheffing, rioolheffing, leges (retributies) is het uitgangspunt volledige kostendekking; de burger betaalt gemiddeld niet meer dan de kostprijs voor het afnemen van deze gemeentelijke producten en diensten. De leges omgevingsvergunningen zijn gebaseerd op 75% kostendekking.
  • De onroerende zaak belastingen, forensenbelasting en de toeristenbelasting zijn algemene belastingen en hebben het karakter van algemeen dekkingsmiddel en vloeien als zodanig in de algemene middelen van de gemeente. Ten aanzien van de opbrengst precariobelasting geldt dat met ingang van 2015 € 1,2 miljoen structureel wordt ingezet als dekkingsmiddel.
  • Onze reservepositie is op dit moment toereikend voor het realiseren van de doelen waarvoor de reserves zijn gevormd. Voor diverse risico’s hebben we voorzieningen gevormd.

Voor u is het van belang vast te stellen in hoeverre meerjarig voldoende middelen beschikbaar zijn voor het uitvoeren van de taken waarvoor de gemeente zich moet inzetten en voor het continueren van de bedrijfsvoering. Daarbij is het van belang inzicht te hebben in het vermogen van de gemeente en inzicht in de mogelijke risico’s die kunnen worden gelopen. Dit houdt in dat:

  • in de begroting alle lasten en baten zijn geraamd op basis van het bestaand beleid;
  • de mogelijke risico’s zijn aangegeven;
  • de meerjarenbegroting een reëel beeld geeft van de financiële positie op middellange termijn

1. Budgettaire positie in 2017-2020

In de begroting geven we per programma aan wat de kaders zijn voor het bestaande beleid. De baten en lasten ramen we op basis van de begroting van het voorgaande jaar inclusief de inmiddels vastgestelde begrotingswijzigingen. Hierbij houden wij rekening met de door de raad vastgestelde uitgangspunten. Daarnaast wijken we, als blijkt dat externe factoren hiervoor aanleiding geven, in voorkomende gevallen af van het door de raad vastgestelde percentage voor prijsstijgingen en dergelijke.

Het begrotingsperspectief 207-2020 is behoorlijk minder positief dan was aangekondigd bij de Kaderbrief 2017-2020. De begrotingsresultaten per jaarschijf zijn gemiddeld € 500.000 lager dan eerder was begroot. Toch is het begrotingsperspectief voor de komende planperiode van vier jaar structureel en reëel in evenwicht. De nieuwe eenmalige bestedingen van € 5,7 miljoen kunnen we dekken uit het vrij besteedbare deel binnen de Algemene reserve en de reserve Strategische projecten. De financieringslasten hiervan dekken we uit de begrote ruimte aan financieringslasten. Het positieve meerjarige begrotingsresultaat geeft ons geen aanleiding te komen met nadere dekkingsvoorstellen. De economische vooruitzichten voor 2017 en volgende jaren zijn positief. We verwachten dat deze tendens ook gaat doorwerken in de lokale economie van Ooststellingwerf. Het consistent uitvoeren van het financiële beleid en een verantwoorde beheersing van de financiële huishouding blijft ook de komende jaren van belang.

In de begroting is voor de jaren 2017-2020 in totaal € 2,125 miljoen aan incidentele lasten en € 2,038 miljoen (vooral onttrekkingen aan reserves) aan incidentele baten geraamd. De omvang van het incidentele saldo is met € 87.000 beperkt. In de bijlage ‘Overzicht incidentele lasten en baten’ vindt u een specificatie.

2. Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen is het vermogen om tegenvallers op te vangen zonder dat de continuïteit in gevaar komt. De weerstandscapaciteit bestaat uit de potentieel in te zetten middelen om de tegenvallers op te vangen. In de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en Risicobeheersing’ wordt hierop uitgebreid ingegaan. De beschikbare weerstandscapaciteit (reserves, onbenutte investeringscapaciteit, stille reserves en eventuele ruimte in de begroting inclusief onvoorzien) bedraagt 1 januari 2017 € 17,1 miljoen. Dit bedrag kan als volgt gespecificeerd worden:

  • algemene reserve € 12,1 miljoen (exclusief bodembedrag van € 3 miljoen);
  • bestemmingsreserves € 5 miljoen.

De benodigde weerstandscapaciteit wordt vastgesteld aan de hand van een risico-inventarisatie. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet. De benodigde weerstandscapaciteit bedraagt € 1,991 miljoen. De huidige aanwezige weerstandscapaciteit is van voldoende niveau (omvang). De mogelijke risico’s zijn beheersbaar te noemen. Op het moment dat een risico zich voordoet, is er voldoende weerstandscapaciteit om het risico op te kunnen vangen.

3. Vernieuwing BBV

Met ingang van de begroting van 2017 verandert het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Daarnaast zijn met ingang van 2016 de wettelijke voorschriften voor het omgaan met grondexploitaties aangepast. Dit heeft gevolgen voor de begroting van de gemeente. De wijzigingen hebben vooral betrekking op een andere manier van presenteren van de beschikbare informatie in de begroting. De gewijzigde regelgeving leidt ertoe dat de Financiële verordening (ex art. 212 Gemeentewet) in 2017 wordt gewijzigd. De volgende wijzigen zijn van toepassing:

  • er wordt een indeling van de begroting en verantwoording in vijftig (beleids)taakvelden voorgeschreven;
  • de overheadkosten moeten apart inzichtelijk gemaakt worden; alle overhead wordt voortaan apart geregistreerd in een afzonderlijk taakveld;
  • met ingang van 2018 moeten we een omslagrente toerekenen aan onze investeringen; onze rentetoerekeningssystematiek moet daarop aangepast worden;
  • met ingang van 2017 is het verplicht activa met een maatschappelijk nut, zoals bruggen, fietspaden en wegen, te activeren; ineens afschrijven is niet meer toegestaan;
  • de verbonden partijen moeten worden opgenomen in de programma’s; hier presenteren we de beleidsvoornemens en de risico’s; in de paragraaf Verbonden partijen staat de overige informatie van de verbonden partijen vermeld;
  • er moeten minimaal 39 beleidsindicatoren opgenomen worden bij de programma’s;
  • niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG) vallen nu onder materiële vaste activa. Kosten mogen niet meer aan deze gronden worden toegerekend, tenzij het bouwgronden in exploitatie (BIE) worden.

4. Beheersplannen: onderhoud van kapitaalgoederen

Voor elk kapitaalgoed is een (actueel) beleidsplan aanwezig. In de meerjarenbegroting zijn de budgetten opgenomen die afgestemd zijn op het gewenste onderhoudsniveau. Verder zijn, daar waar noodzakelijk, vervangingsinvesteringen opgenomen. Het betreft: wegen, riolering, openbare verlichting, verkeersvoorzieningen, civiel technische kunstwerken, sportaccommodaties, sportterreinen, gebouwen, ICT en groen. In de paragraaf ‘Onderhoud kapitaalgoederen’ wordt per kapitaalgoed kort ingegaan op het beleidskader en de financiële gevolgen (vooral onderhoud)in de begroting.

Jaarlijks wordt bij de behandeling van de jaarrekening de reserves en voorzieningen geactualiseerd. De meerjarige onderhoudsbehoefte van de kapitaalgoederen is in beeld. De omvang van de reserves en voorzieningen is afgestemd op de meerjarige onderhoudsbehoefte. Ten aanzien van de overige kapitaalgoederen hebben we hiervoor gelden gereserveerd in de onderhoudsbegroting. Het niveau van het onderhoud is gebaseerd op actuele onderhoudsplannen en is afgestemd op het gewenste onderhoudsniveau.

5. Grondexploitatie

De grondexploitatie is een onderdeel van de totale exploitatie van de gemeente. Gelet op de risico’s in relatie tot de omvang van de bedragen is een afzonderlijke paragraaf over het grondbeleid verplicht gesteld (zie paragraaf ‘Grondbeleid’). Op 22 november 2011 heeft u de nota Grondbeleid vastgesteld. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke projecten is het uitgangspunt minimaal een sluitende exploitatie. In bepaalde gevallen, zoals bv. bij bedrijfsterreinen en inbreidingslocaties, wordt een niet sluitende exploitatie geaccepteerd. Wel wordt in deze gevallen getracht om met maatregelen binnen het plan wel tot dekking van de kosten te komen. Ook in andere gevallen is het uitgangspunt dat er dekking van het tekort moet zijn voordat de exploitatie kan worden vastgesteld. U stelt de exploitatieopzet vast. Door de jaren heen heeft dit geleid tot een saldo in de grondexploitatie. Dit saldo is verwerkt in een reserve: de Algemene reserve grondexploitatie. De begrote stand van de reserve is per 1-1-2017 ruim € 1,809 miljoen. Naast een bedrag van € 215.000 als algemene reserve grondexploitatie, is voor Masterplan ‘Oosterwolde Centrum – Venekoten Noord’ € 1,594 miljoen beschikbaar.

Bij de bepaling van de omvang van deze reserve wordt een minimumniveau aangehouden. Besloten is de hoogte van de reserve te baseren op een bedrag voor mogelijke risico’s en een bedrag voor grondaankopen. Dit niveau wordt bij de jaarlijkse actualisatie van de reserves en voorzieningen bijgesteld.

In verband met het aanscherpen van de regels van het BBV mag de boekwaarde van niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG) maximaal gelijk zijn aan de marktwaarde in de huidige bestemming. In 2016 zijn de NIEGG overgebracht naar de materiële vaste activa (strategische gronden). Dit is gebeurd op basis van de waarde in de huidige bestemming (agrarische waarde). In 2017 zal dit nog verder worden aangescherpt, gronden zullen ofwel in de BIE (bouwgrond in exploitatie) komen of worden toegevoegd aan de MVA (materiële vaste activa). De economische vooruitzichten zijn redelijk. Het blijft noodzakelijk mogelijke risico’s via een voorziening af te dekken. Daarom is een voorziening gevormd voor de afwaardering van gronden grondexploitatie.

6. De (onbenutte) Belastingcapaciteit

In het Coalitieakkoord 2014-2018 staat vermeld dat de onroerende zaak belastingen (zo nodig) in de periode 2014-2018 trendmatig worden verhoogd. De OZB wordt niet ingezet als middel om de begroting sluitend te maken. Bij de uitwerking van deze begroting is hiermee rekening gehouden. De belastingdruk neemt de komende jaren af. Besloten is de opbrengst OZB voor het jaar 2017 niet trendmatig te verhogen. De komende jaren maken we € 950.000 vrij om de belastingtarieven van afval en riolering te verlagen. Belastingen verhogen we daar waar nodig trendmatig.

De heffingsambtenaar heeft begin 2016 uitspraak gedaan over de voorlopige aanslag precariobelasting 2014. Met ingang van 2016 houden we daarom rekening met een structurele opbrengst van € 1,232 miljoen. Ook in de primitieve meerjarenbegroting 2017-2020 gaan we uit van deze structurele opbrengst. Onlangs heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wetsvoorstel gestuurd naar de Tweede Kamer over zijn voornemen om de precariobelasting op nutsnetwerken af te schaffen. Het wetsvoorstel gaat uit van afschaffing, maar biedt de gemeente nog tien jaar de mogelijkheid om maximaal het op 1 januari 2016 geldende tarief te hanteren. Indien het wetsvoorstel precariobelasting wordt aangenomen dit jaar zullen de voorgenomen tariefsverhogingen precariogelden voor de periode 2017 tot en met 2019 van € 0,05 geen doorgang kunnen vinden. Dit wetsontwerp zal daarnaast verstrekkende gevolgen hebben voor het begrotingsperspectief op termijn (vanaf 2027). Het wetsvoorstel is nu in behandeling bij het parlement.

Vanaf 2008 is de limitering van de onroerende zaak belastingen (OZB) vervallen. Wel heeft de regering een macronorm ingesteld voor de verhoging van de OZB. De macronorm OZB volgens de Meicirculaire 2016 voor het begrotingsjaar 2017 is 1,97% (2016: 1,57%). Bij overschrijding van de norm kan het Rijk eventueel ingrijpen via een correctie van het volume van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. In overeenstemming met het bestaande beleid hebben we bij de berekening van een aantal tarieven voor de gemeentelijke belastingen en rechten rekening gehouden met een trendmatige stijging van 1%. Voor de afvalstoffenheffing is kostendekking het uitgangspunt, waarbij de egalisatiereserve Reiniging ingezet wordt om de tarieven te egaliseren.

Uit het kengetal belastingcapaciteit kan afgeleid worden dat de woonlastendruk van Ooststellingwerf lager is dan het landelijk gemiddelde. De gemiddelde woonlasten (ozb, rioolheffing en afvalstoffenheffing) voor een gezin worden afgezet tegen het landelijk gemiddelde.

7. Reserves en voorzieningen

Jaarlijks worden de reserves en voorzieningen geactualiseerd bij het opmaken van de jaarstukken. De actualisatie is opgesteld op basis van uitgangspunten die door het college in januari 2008 zijn vastgesteld.

Onze reservepositie is gezond en is toereikend voor het realiseren van de doelen waarvoor de (bestemmings)reserves zijn gevormd. Voor diverse risico’s hebben we voorzieningen gevormd. De uitkomsten van de actualisatie 2015-2020 zijn in deze programmabegroting meegenomen. We stellen vast dat de jaarlijkse actualisatie een goed inzicht oplevert in de samenhang tussen de exploitatie enerzijds en de reserves en voorzieningen anderzijds. Het verschil tussen resultaat voor en na bestemming wijkt jaar op jaar minder af. Dit is ook af te leiden uit het kengetal structurele exploitatieruimte. Uiteindelijk is het belangrijk dat de omvang van de reservepositie die aangehouden wordt, past bij de risico’s, schaalgrootte en ambitieniveau van de gemeente.

Bij de behandeling van deze programmabegroting worden wensen en prioriteiten afgezet tegen eventuele overschotten binnen het eigen vermogen (reserves). Incidenteel kan een reserve aangewend worden voor incidentele uitgaven ofwel om een tekort van een jaarschijf tijdelijk te dekken. Er wordt een meerjarig beslag (2017–2020) gelegd op de algemene reserve van totaal € 1,644 miljoen (€ 10.000 voor Kunst & Cultuur, € 25.000 voor Dorpsbudgetten, € 10.000 voor belijning wegen en graskeien, verhoging budget rekenkamer € 8.400, € 10.000 ter dekking van niet gerealiseerd opbrengsten snippergroen, verkoop onroerende zaken en meerdaagse evenementen (2016-2017) € 7.500, € 334.000 Fonds Ooststellingwerf 2017, € 1.000.000 Ecomunity Center, € 180.000 sportterrein Waskemeer en € 59.000 onttrekking vergoeding N381).

bedragen x € 1.000

Minimale niveau Algemene reserve

Begroting
2017

Bodembedrag

3.000

Benodigde weerstandscapaciteit

1.991

Meerjarig beslag

1.644

Minimale niveau algemene reserve

6.635

Algemene reserve per ultimo 2016

15.081

Vrij aanwendbaar

8.446

Rekening houdende met het bodembedrag van € 3 miljoen, de benodigde weerstandscapaciteit van bijna € 2 miljoen en het meerjarig beslag 2017–2020 (inclusief de voorgestelde dekking van de eenmalige besteding van precariogelden) van € 1,6 miljoen, is een bedrag van € 8,4 miljoen vrij aanwendbaar. Het vrij besteedbare deel van de reserve Strategische projecten bedraagt bijna € 3,9 miljoen.

bedragen x € 1.000

Reserves en voorzieningen

Saldo
ultimo
2015

Saldo
ultimo
2016

Saldo
ultimo
2017

Saldo
ultimo
2018

Saldo
ultimo
2019

Saldo
ultimo
2020

Reserves

Algemene reserve

12.649

15.081

14.198

13.438

13.438

13.438

Bestemmingsreserves

15.786

8.195

7.685

7.381

8.503

8.942

Totaal Reserves

28.435

23.276

21.883

20.819

21.941

22.380

Voorzieningen

Voorz.tbv gelijkm. verd.lst (art 44. 1c)

2.892

2.714

2.821

3.015

3.045

3.164

Voorz. Van derden verkregen middelen (art 44. 2)

5.730

5.123

4.696

4.254

3.791

3.792

Voorz.arb.kst gerel.verpl. ongel.verl.

2.429

2.454

2.479

2.504

2.529

2.554

Totaal Voorzieningen

11.050

10.291

9.996

9.773

9.365

9.510

Totaal

39.485

33.567

31.879

30.591

31.306

31.889

In bovenstaande tabel is een overzicht opgenomen van de reserves en voorzieningen 2015-2020. In de bijlage vindt u een gespecificeerd meerjarenoverzicht per reserve en per voorziening.